HAAGSCHE KUNSTENAARS
23
Jo. Dant. E. C. An. Aet. XLVI.
Johannes Dantiscus, episcopus Culmensis had in
1531 den leeftijd van 46 jaar bereikt. Secundus moet
vertrouwen gesteld hebben in zijn liefde voor de
penningkunst, want hij zond hem de door hem ge
maakte medaille van Julia toe en eenige afgietsels
van die van Karel V. Behalve den in verzen gestelden
geleidebrief (ed. Bosscha Epistol, lib. I. epist III)
is door Secundus een elegie aan hem gewijd (ibid.
Eleg. Lib. Ill, nr. IV). (Afb.4)
6. Uit 1532 moet een penning dateeren op den in
dat jaar 16-jarigen jongeman uit den Melchelschen
vriendenkring: Gillis Busleijden,
Aegid Buslidius An. Aetatis XVI.
In een zijner oden (ed. Bosscha, Ode III, dl. II p. 6)
vraagt Secundus aan dezen jongen man om hem het
portret, dat hij van hem gemaakt heeft, voor korten tijd
terug te zenden, ten einde er afgietsels van te maken.
(Afb. 6) De origineele medaille was dus van ander
materiaal, waarschijnlijk steen, als nr. 4 en nr. 7
Inderdaad gebruikten ook de Augsburgsche me-
dailleurs van die dagen een zachte steensoort, de
Kelheimer-steen, die dus zeker geen marmer is, maar
ermede dichterlijk vergeleken kan worden. Hoe zulk
een medaille in steen door Janus Secundus eruit zag,
kunnen wij nog zien, daar er ééne bestaat en wel in
het Rijkspenningkabinet in den Haag.
B Daarom kon ook Janus' broeder Marius over een penning op
Julia spreken als over werk „in marmore”. „In obitum Joannis Secundi
fratris Naenia” door Hadrianus Marius; daarin staat: „artificesque
manus et coela poetae-Julia queis vivo formosa in marmore spiral”.
Voor andere penningen werkte hij in was, Hadrianus Marius zegt:
„Argilla solutus quos ducere ab uda Viventes hominum vultus